Welk repertoire?
De luit heeft niet één gouden eeuw, maar er vele gekend en bij deze periodes passen verschillende instrumenten. Beroepsluitisten hebben dan ook vaak een hele verzameling instrumenten. Voordat je een luit gaat kopen, is het dus verstandig te onderzoeken tot welke periode je je het meest aangetrokken voelt. Uit elke periode, van de vroege middeleeuwen tot de late barok, kun je op CD prachtige voorbeelden vinden van muziek die voor die periode typerend is.
Middeleeuwse luitmuziek werd doorgaans op een instrument met vijf "koren" (paren van snaren) met een plectrum gespeeld. Bijna alle luitmuziek uit de zestiende eeuw kun je spelen op een renaissanceluit met zes koren, met een stemming die sterk lijkt op die van de moderne gitaar. Ook de muziek die voor vihuela is geschreven kun je op zo'n instrument spelen. Vanaf het eind van de zestiende eeuw werden gaandeweg meer bassnaren aan de luit toegevoegd; een luit met tien koren was omstreeks 1630 gebruikelijk. Maar als je liefde uitgaat naar de luitmuziek van rond 1600, hoef je echt niet diverse instrumenten te hebben: een zeven- of achtkorige luit is een mooi en veelzijdig compromis, waarop je, naast oudere muziek, bijna alle muziek van de grote Engelse componisten, zoals Dowland en Holborne, kunt spelen.
Vanaf omstreeks 1630 werden nóg meer snaren toegevoegd en werd met stemmingen geëxperimenteerd. Zo ontstond uiteindelijk de "barokluit" met elf, twaalf of dertien koren in d-mineur stemming. Het is dit instrument waarvoor 17-eeuwse Franse componisten als De Visée en de 18-eeuwse Duitsers als Weiss en Bach hun meesterwerken hebben geschreven. Veel spelers beginnen hun "luitcarrière" met een zeven- of achtkorige renaissanceluit, maar als je je overduidelijk het meest tot het repertoire van de barokluit aangetrokken voelt, is er op zich geen reden om niet met dat instrument te beginnen.
We raden je aan je keuze van een instrument met een ervaren luitleraar te bespreken. Hij of zij zal je ook kunnen adviseren over de snaarlengte die het best past bij het repertoire dat je wilt gaan spelen en bij je handen. Ook de hoogte waarop het instrument gestemd zou moeten worden hangt daar mee samen. Voor een renaissanceluit is tegenwoordig het meest gebruikelijk een instrument met een snaarlengte van omstreeks 60 cm dat in G is gestemd. Maar er kunnen allerlei redenen zijn voor een andere keuze; veel luitisten spelen tegenwoordig graag op een iets groter instrument, dat dan meestal wel een halve toon lager gestemd staat. Bespreek en onderzoek het dus goed met een luitdocent.